Moeten rijken zwaarder belast worden? Of jaag je eigen talent daarmee weg en schrik je talentvolle werknemers uit het buitenland af? Als het om ‘superuitvinders’ gaat, kunnen lagere belastingen wel degelijk nuttig zijn.
Superrijken wordt steeds rijker en consolideren dat vermogen via erfenissen, terwijl de rest van de bevolking het nakijken heeft en de economische groei stagneert. Met dat beeld maakt de Franse econoom Thomas Piketty afgelopen jaar veel indruk. In veel westerse landen laaide de discussie over de kloof tussen de superrijken en de rest op.
Belangrijke vraag daarbij is: heeft het zin om de superrijken extra te belasten, hetzij via de vermogensbelasting, hetzij via de inkomstenbelasting?
In Frankrijk ontstond hierover in 2013, nog vóór de publicatie van Piketty’s bestseller over ‘Kapitaal in de 21ste eeuw’ grote ophef toen de regering een toptarief van 75 procent op inkomens boven de één miljoen euro wilde doordrukken. Acteur Gerard Depardieu zocht uit protest zijn toevlucht bij Rusland en kreeg van president Poetin een Russisch paspoort.
Toptarieven inkomstenbelasting en innovatie
Drie economen van de Amerikaanse universiteiten van Harvard en Pennsylviania trekken de vraag wat breder: hoe gevoelig zijn veelverdieners voor hoge toptarieven bij de inkomstenbelasting? Om die vraag economisch interessanter te maken keken de onderzoekers specifiek naar ‘uitvinders’ die bij bedrijven werken en hoog scoren op patentenlijstjes.
Denk hierbij aan mensen als de Hongaar Charles Simonyi, die begin jaren tachtig in de VS bij Microsoft de basis legde voor het Office Pakket met applicaties als Word en Excel.
Het behoud en aantrekken van mensen die een forse impuls aan innovatie kunnen geven, is een aardige indicator van het fiscale dilemma: hogere toptarieven bij de inkomstenbelasting zorgen voor extra inkomsten van de staat, maar schrikken ondernemers en uitvinders die voor groei en innovatie kunnen zorgen wellicht af.
De onderzoekers identificeerden via patentenlijstjes verschillen soorten uitvinders bij bedrijven, waarbij 'gemiddelde' uitvinders bij citatenindexen enkele tientallen vermeldingen hebben, terwijl de één procent superuitvinders honderden keren is geciteerd. Zie de tabel hieronder.
(klik voor uitvergroting)
Via onder meer migratiedata bekeken de onderzoekers voor acht westerse landen (Nederland ontbreekt helaas) hoe gevoelig uitvinders bij bedrijven zijn voor hoge belastingtarieven.
De korte conclusie: superuitvinders blijken behoorlijk gevoelig te zijn voor belastingtarieven en wegen die kennelijk mee bij de plek waar ze gaan werken; bij 'doorsnee uitvinders' blijkt de fiscale gevoeligheid een stuk minder te zijn.
Superuitvinders en immigratie
In onderstaande tabel laten de onderzoekers een simulatie zien die aangeeft wat een verlaging van toptarieven kan doen voor het aantrekken van buitenlandse 'superuitvinders' en het behoud van nationale superuitvinders in een land.
(klik voor uitvergroting)
Zoals aangegeven is Nederland niet betrokken bij het onderzoek. Ons land kent een toptarief voor de inkomstenbelasting van 52 procent. Maar er is ook de zogenoemde 30-procentregeling voor buitenlandse kenniswerkers.
Om buitenlands toptalent aan te trekken tegen voordelige fiscale voorwaarden moeten bedrijven een geldige beschikking zien te krijgen. Daarbij geldt voor buitenlandse werknemers jongers dan 30 jaar een minimumsalaris van 27.901 euro per jaar en voor werknemers ouder dan 30 een minimum van 36.705 euro. Voor superuitvinders zou dat geen probleem moeten zijn.
Punt is wel dat de Nederlandse regeling voor buitenlandse kenniswerkers maximaal 8 jaar geldig is. Daarnaast speelt het toptarief van 52 procent voor superuitvinders van eigen bodem natuurlijk wel een rol.
Lees ook
Immigranten blijken super-ondernemend, ook in Nederland
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl